De opbouw van een mandala

De opbouw van een mandala

  • Het centrum: van de mandala is vaak het startpunt. Het vertegenwoordigt het innerlijke zelf, het spirituele centrum of het punt van onze oorsprong.
  • Cirkels: Vanuit het centrum stralen cirkels uit. Mandala’s kunnen meerdere concentrische cirkels hebben. Waarbij elke cirkel een andere laag van betekenis kan vertegenwoordigen.
  • Symmetrie: Mandala”s zijn meestal symmetrisch wat betekent dat de elementen aan de ene kant van de mandala in spiegelbeeld aan de andere kant wordt herhaald. Deze symmetrie heeft tot doel om de harmonie en balans te benadrukken.
  • Patronen en motieven: Binnen de cirkels en symmetrische structuren kunnen verschillende patronen, motieven en afbeeldingen getekend of geschilderd worden. Dit kan iedereen naar eigen inzicht doen, niks is fout of goed. Alles mag en alles kan!
  • Kleuren: Kleur kan een belangrijke rol spelen in de betekenis en esthetiek evan jou mandala. Verschillende kleuren staan voor verschillende emoties, energieën of worden gebruikt om betekenissen uit te drukken. De keuze van de kleuren is zeer persoonlijk en kan variëren afhankelijk van de intentie van de mandala. Elke mandala is persoonlijk en ook hier kan niemand beoordelen of het goed of fout is. Het is namelijk altijd goed, alleen de maker kent de juiste intentie!
  • Detailniveau: Het detailniveau van een mandala kan variëren van super simpel tot extreem druk, eenvoudig en minimalistisch, terwijl andere zeer gedetailleerd en complex kunnen zijn. Alles is mogelijk en elke lijn, kleur en vorm is mogelijk en goed.
  • Buitenkant: De buitenste rand van de mandala markeert het einde van het ontwerp. Ook hier zijn er oneindig veel mogelijkheden en kan iedereen dit doen naar eigen inzicht en inspiratie.
  • Intentie van je mandala: Bij mijn eerste cursus over het leren tekenen van een mandala, zei een docente dat voor haar het verscheuren, van een in jou ogen mislukte mandala, uit den boze is. Je verscheurt daarmee een stuk van je eigen intentie om te ontwikkelen en keurt daarmee je eigen inspanningen af. Na hier over te hebben nagedacht, ben ik tot de conclusie gekomen dat ze gewoon gelijk heeft. Alles wat ik als “mislukt of fout” beschouwd gaat in een map, met de tekst! Goed geprobeerd, ga zo door!

 

Hoe gaan we starten?

 

Kies een punt in het midden van het papier uit. Als je je mandala later in wilt kleuren met aquarelverf, gebruik dan aquarelpapier. Je kunt anders prima gewoon tekenpapier of zelfs printerpapier gebruiken. Kies een punt ongeveer in het midden van het papier. Je hoeft niet precies het midden van het papier op te zoeken, maar hoe dichter bij het midden, hoe beter.

  • Markeer het middelpunt met een potlood zodat je het later uit kunt gummen.

Gebruik een passer om concentrische cirkels rondom het middelpunt te tekenen.  Of gebruik een rond bord of schaal.

  • De cirkels hoeven zich niet op gelijke afstanden van elkaar te bevinden. Tussen sommige cirkels kan meer ruimte zitten. De cirkels vormen gewoon een sjabloon om je later te helpen.

Teken met potlood assen door de cirkels heen. Trek met behulp van een liniaal lijnen die precies door het middelpunt lopen. Teken twee lijnen die van noord naar zuid en van oost naar west lopen. Vervolgens trek je twee diagonale lijnen op gelijke afstand van elkaar. Zo krijg je acht symmetrische driehoeken die vanuit het midden naar buiten wijzen. Je gumt deze lijnen later weer uit, maar je kunt ze nu als hulplijnen gebruiken om de vormen symmetrisch rondom het middelpunt van je mandala te tekenen.

  • Als je je mandala er minder gestructureerd en symmetrisch uit wilt laten zien, dan kun je het trekken van hulplijnen overslaan.
  • Teken in de cirkel rondom het middelpunt een bepaalde vorm. Je kunt de cirkel bijvoorbeeld vullen met bloemblaadjes, driehoeken of een andere vorm. De vormen moeten de eerste concentrische cirkel aanraken die je rondom het middelpunt getekend hebt. Zo weet je zeker dat alle vormen even groot worden.
    • Als je durft, kun je een pen gebruiken. Je kunt ook prima een potlood gebruiken en je tekening later overtrekken met pen.

Vul de rest van de concentrische ringen met vormen. Experimenteer met verschillende soorten vormen. Als je net bloemblaadjes hebt getekend, probeer dan nu driehoeken of ovalen. Je kunt als je dat wilt tevens een ring leeglaten om de binnenste en buitenste delen van de mandala van elkaar te scheiden.

    • Je kunt als je dat wilt de vormen elkaar laten overlappen.
    • De ringen hoeven niet allemaal even breed te zijn. Je kunt sommige ringen erg smal en gedetailleerd maken en andere ringen juist erg breed.

Laat je gaan en ontspan je. Probeer terwijl je de mandala vanuit het midden opbouwt niet te veel na te denken en je geen zorgen te maken over wat je doet. Laat jezelf langzaam wegzakken in een rustige, creatieve flow. Concentreer je op je ademhaling en op het moment zelf terwijl je je mandala tekent.

    • Het tekenen van een mandala kan erg goed werken om jezelf te centreren, als je het maar ontspannen aanpakt. Je kunt geen fouten maken bij het tekenen van een mandala; er is alleen het onverwachte.

Stop met het tekenen van vormen voordat je bij de rand van het papier komt. Zo laat je wat lege ruimte over rondom de buitenrand van je mandala. Dit ziet er rustiger uit dan wanneer de tekening afgekapt wordt aan de rand van het papier. Onthoud dat de buitenste ring van je mandala net zoals de andere ringen geen perfecte cirkel hoeft te zijn.

    • Als de laatste ring bijvoorbeeld uit bloemblaadjes bestaat, dan is de buitenrand van je mandala geschulpt.